2.3 Stelling 4

DE UITDAGING
Deel 2. Over Jezus 

Stelling 4

Jezus’ oproep tot bekering was gericht tot diegenen van zijn mede-joden die verloren dreigden te gaan in het nabije oordeel. Het is vanuit zijn volmacht als Zoon van mensen dat Hij hun zonden vergeeft.

Toelichting

In november 2016 kwamen in de bossen bij Lunteren een honderdtal theologen en theologisch geïnteresseerden bij elkaar voor een bijzondere conferentie over Jezus en Paulus. Wat was in Jezus’ en Paulus’ optreden het specifieke, zo niet het ongekende? Verkondigden zij iets wat in het jodendom van hun dagen onbekend was? Naast andere, ook joodse, geleerden, voerde Gabriele Boccaccini in Lunteren het woord.

Professor Gabriele Boccaccini tijdens zijn voordracht in Lunteren.

Boccaccini, geboren in Italië, is als professor verbonden aan de Universiteit van de Amerikaanse staat Michigan. Zijn specialiteit is de studie van het jodendom in de tijd voor en tijdens Jezus’ leven en daarmee ook van de oorsprongen van het christendom. Boccaccini wijst op de centrale plaats die de vergeving van zonden in de evangelieverhalen inneemt. Het begint met Johannes de Doper die opriep tot een doop van bekering tot vergeving van zonden (Mar. 1 :4; Luc. 3: 3). Maar ook in de verhalen over Jezus is het duidelijk dat vergeving van zonden een hoofdthema is. Meteen in het Markus-evangelie is het al raak: De Zoon van mensen is gekomen met de volmacht om zonden te vergeven (Mar. 2: 16). Ook in de andere evangeliën, bijvoorbeeld in Lucas 7: 48, spreekt Jezus met volmacht de woorden: “Uw zonden zijn u vergeven!” In Handelingen 2: 38 en in de brieven van Paulus blijkt dat de vergeving van zonden zijn centrale plaats niet heeft verloren in het leven van de eerste volgelingen van Jezus.

Maar is er wel zoveel vergeving? Doet vergeving niet tekort aan Gods rechtvaardigheid? Voor mensen die strikte lijnen trekken, is het helder. God is rechtvaardig. Hij is de Rechter. Dus zullen alleen de rechtvaardigen het laatste oordeel doorstaan. Dat zijn zij die de weg van de Thora hebben geleefd en voor hun zonden door de voorgeschreven offers verzoening hebben verkregen. Zij zijn niet volmaakt. Nee, ze zijn rechtvaardig en hebben daarom geen heelmeester nodig. Met dat uitgangspunt is Jezus het uitdrukkelijk eens (Mat. 9: 12; Mar. 2:17; Luc. 5:31). Voor de mensen van de rechte lijn is het helder: de rechtvaardigen worden behouden en de zondaren worden verwezen naar de buitenste duisternis.

We zien even af van de vraag wat dat dan precies betekende: verwezen worden naar de buitenste duisternis. Het is duidelijk dat het hoe dan ook verkeerd afloopt met zondaren. Want zondaren hebben niet geleefd binnen de ruimte van het Verbond en zijn niet gegaan in de weg van de geboden. Zij hebben de barmhartigheid van God van de hand gewezen door niet om te keren van hun zondige wegen en verzoening te zoeken. Integendeel, ze hebben aan hun kwaad vastgehouden.

Maar de tijd dringt!

Dat schema – mag het wat oneerbiedig zogezegd worden? – werkt uitstekend zolang de dreiging van het oordeel op termijn is gesteld. Wanneer het nog heel lang gaat duren en zondige mensen dus ruimschoots de tijd hebben om zich om te keren, verzoening voor zichzelf te vragen en aan anderen vergeving te schenken. Om kortom: binnen de ruimte van het Verbond dankbaar rechtvaardig te gaan leven. Maar dat plaatje verandert ingrijpend wanneer de tijd gaat dringen. Wanneer het Koninkrijk nabij is! Zo nabij zelfs dat sommigen onder degenen die hier staan het nog zullen meemaken dat het Godsrijk aanbreekt (Mat. 16: 28; Mar. 9: 1; Luc. 9: 27)! In dat geval hebben de zondaren dus géén tijd meer. Ze gaan onherroepelijk verloren. Tenzij …. iemand zich in het bijzonder om hén bekommert. Om die verloren schapen van het huis van Israël. Is er bij alle gerechtigheid ook ruimte voor barmhartigheid en vergeving? Ten diepste gaat de discussie over de vraag hoe Gods gerechtigheid en zijn barmhartigheid zich tot elkaar verhouden. Vallen ze samen? Is God barmhartig door rechtvaardig te zijn? Of is de maat van de barmhartigheid groter dan die van de rechtvaardigheid? Zijn er alleen vaste lijnen of is er nog een kleine extra kans?

Jezus’ zelfbeeld: de mensenzoon heeft niet gewacht

In alle evangeliën valt op dat Jezus zich identificeert met de Zoon van Mensen. Dat is zijn zelfbeeld zogezegd. Hij zal het woord messias niet in de mond nemen. Misschien omdat van de veelsoortige inhoud van het messiasbegrip in zijn dagen de politieke betekenis overheerste. De messianiteit van Jezus is deel van zijn geheim. De enige keer dat Jezus het woord messias zelf in de mond neemt is in de bekende raadselspreuk die we vinden in Matteüs 22 :41 e.v., Markus 12: 35 e.v. en Lucas 20: 41 e.v. Het raadsel dient om zijn messiaans bewustzijn geheim te houden. Dat de messias van koning David afstamde is echter in de traditie van het Nieuwe Testament vanaf het begin aanvaard. Zo schrijft Paulus in Romeinen 1:3 dat Jezus een mens was uit het geslacht van David die werd aangewezen als de zoon van God. Jezus zelf vult zijn messianiteit echter met het begrip van de Zoon des mensen. Veel meer dan met de figuur van de messias, identificeert Jezus zich publiekelijk met de gestalte van de bekende, hoewel met raadselen omgeven, figuur uit de gedachtewereld van de apocalyptiek. Het is de gestalte die aan het eind van de tijden zal komen om het oordeel te voltrekken, om op de dag van het grote oordeel de aarde te zuiveren met zijn vuur.

Professor Peter J. Tomson wordt in Lunteren geïnterviewd door dr. Eeuwout Klootwijk.

In Lunteren leerden we van Gabriele Boccaccini dat te midden van de vele stromingen van de joodse denkwereld van tweeduizend jaar geleden de evangeliën in één ding bijzonder zijn: zij vertellen dat die Zoon van Mensen niet gewacht heeft tot de allerlaatste dag wanneer het voor de zondaren te laat zal zijn. Maar dat het messiaanse zelfbewustzijn van Jezus hierin bestaat dat die Zoon van Mensen nu al naar zijn volk toe gekomen is. Nog voor de grote dag binnenkort gaat aanbreken! Om in de korte tijd die rest hen die anders verloren zouden gaan, een laatste kans te bieden op behoud.

Vergeving is de weg: zondig niet meer.

Hoe doet de Zoon van mensen dat? Door zonden te vergeven. Die volmacht heeft de Zoon van mensen immers! Dat is zijn job. Zodat alle mensen recht voor God komen staan. Ook zij die het anders niet hadden ‘gehaald’, de schapen van het huis Israëls die anders verloren waren gegaan. Dat is uniek: de Zoon van Mensen die komt voordat het zijn tijd is! Om in die korte, resterende tijd zijn volmacht uit te oefenen: zonden vergeven. Het gaat om niets anders dan om barmhartigheid en vergeving als laatste kans voor wie het anders niet zouden redden. Nu het kantje boord nog kan! En wie aan die oproep gehoor gaf, wie zich omkeerde, die kreeg te horen: Ga heen en zondig niet meer (Joh. 8: 11). Blijf nu leven in de ruimte van verbondenheid met God en mensen.

Het resultaat van vergeving en verzoening is een levensstijl: Ga vanaf nu op de weg van de geboden. Niet omdat het moet, maar vanuit de ontvangen vergeving. Christenen hebben vaak gedacht dat met de komst van Jezus de geboden van de Wet van Mozes hun betekenis hadden verloren. Daar dacht Jezus anders over. Er zal geen tittel of jota van de Thora worden afgedaan (Mat. 5: 18; Luc. 16: 17). Integendeel. Vanaf nu zou jouw gerechtigheid groter moeten zijn dan die van de Schriftgeleerden en Farizeeën. Anders ga je alsnog het Godsrijk niet binnen (Mat. 5: 20). Vergeving van zonden en het volgen van de geboden horen bij elkaar. En dat Jezus de geboden vaak uitlegde zoals groepen uit de Farizeeën dat ook deden, dat merkten we al eerder op. Inderdaad, het Rijk van God is voor Jezus een heel dichtbije toekomst. Meer nog: het is een toekomst die in de weg van verzoening en vergeving al aanwezig is. In vergeving en verzoening is de toekomst van God begonnen. Let wel! Dat geldt niet alleen voor die Ene. In Matteüs 9: 8 loven de omstanders God omdat Hij die macht aan ménsen gegeven heeft.

Samenvatting

Stelling 4

Jezus’ oproep tot bekering was gericht tot diegenen van zijn mede-joden die verloren dreigden te gaan in het nabije oordeel. Het is vanuit zijn volmacht als Zoon van mensen dat Hij hun zonden vergeeft.

Zo wordt duidelijk dat:

  • voor Jezus de betekenis van Thora en Thora-gehoorzaamheid onbetwist waren;
  • waar gezonde mensen de heelmeester niet nodig hadden, de ‘zieken’ zijn doelgroep vormden;
  • er voor die verloren schapen van Israël een laatste kans gelegen is in hun bekering: inzicht in je handelen, ommekeer, vergeving en “ga heen, zondig niet meer”;
  • gehoorzaamheid aan de Thora (= het doen van de geboden) en Gods genade elkaar aanvullen;
  • er in Jezus’ eindtijdelijke scenario ook voor hen in Israël die niet Tora-trouw leefden een genadige kans tot behoud is;
  • naar zijn eigen inzicht Jezus’ volmacht bestond in het vergeven van de zonden waarbij verzoening tot stand kwam door het brengen van de voorgeschreven offers;
  • de weg van de ommekeer, Jezus’ ethische opvattingen, nog het meest verwant zijn aan die van de Farizeeën.

Aanvullende informatie

De toespraak van professor Boccaccini in Lunteren is te vinden op www.joods-christelijke-dialoog.nl. Daar zijn ook opgenomen de inleidingen van professor Peter J. Tomson en van professor Pamela Eisenbaum.

Feedback

Uw reacties worden op prijs gesteld via info@joods-christelijke-dialoog.nl.

2.1 Stelling 22.2 Stelling 32.3 Stelling 42.4 Tweede geloofsgesprek