4.2 Stelling 9
DE UITDAGING
Deel 4. Over ons
Stelling 9
Joden en christenen leven op verschillende manieren uit één bron en voor één toekomst.
Toelichting
Het was warm in Rome, heel erg warm. De deelnemers aan de conferentie van de International Council of Christians and Jews (ICCJ) kropen weg in de schaduw van de Sint-Pieter. Je bent niet zomaar bij de Paus op bezoek. Daar komen veel veiligheidsmaatregelen bij kijken. Ook wanneer de zomerzon in Rome op zijn hoogtepunt staat. Geduld dus.
Het is eind juni 2015. Vijftig jaar eerder, in 1965, werd op deze plek door het Tweede Vaticaans Concilie een belangrijke
verklaring aangenomen. ‘Nostra Aetate’ heet die verklaring. Dat betekent: In Onze Tijd. In paragraaf vier van dat document zet de Rooms Katholieke Kerk de eerste stappen op weg naar een complete ommekeer in de relatie met het jodendom. Zozeer dat Paus Franciscus die ochtend in 2015 tijdens de audiëntie tegen de conferentiedeelnemers over joden en christenen kan zeggen: we zijn geen vreemden meer, maar vrienden en broeders en zusters. In zijn toespraak zegt paus Franciscus verder dat christenen hun eenheid in Christus vinden en dat het jodendom zijn eenheid vindt in de Thora. Maar beide geloofstradities vinden hun fundament in de Ene God, de God van het Verbond. Om Hem te dienen wenden christenen zich tot Christus. Joden wenden zich tot het onderricht van de Thora. Aldus paus Franciscus.
Later in datzelfde jaar wordt door het Vaticaan een lang document gepubliceerd dat Romeinen 11: 28 als titel draagt: “De genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk” (vert. NBG 1951). Daarin wordt duidelijk dat de bekering van de kerk onomkeerbaar is. Dat alles is heel opmerkelijk. Na de eeuwenlange kerkelijke catechese van verguizing van het jodendom zijn in onze dagen, Nostra Aetate, jodendom en christendom partners geworden op de weg van God. Ook al moeten er nog talloze vooroordelen uit de weg worden geruimd en is de vernieuwing van de joods-christelijke relatie nog lang niet doorgedrongen tot alle hoeken van christendom én jodendom. Een weg terug is er niet. Niet alleen de rooms-katholieke kerk, ook de protestantse kerken in Nederland en daarbuiten deze ontwikkelingen elk op hun eigen manier doorgemaakt.
Spreek de waarheid!
Christenen zien het jodendom dus niet langer als een voorbije fase in Gods verbond. Vanzelfsprekend is de vraag gesteld of joden (nog steeds) het christendom zien als een vergissing uit de eerste eeuw van onze jaartelling. Natuurlijk moeten joden zelf op die vraag antwoorden.
Maar het is niet onopgemerkt gebleven dat ook aan joodse kant voorzichtige stappen van toenadering worden gezet. Een eerste voorbeeld: op 10 september 2000 werd in de New York Times een advertentie geplaatst ondertekend door meer dan tweehonderd rabbijnen. Dabru Emet, Spreek de waarheid, heet de verklaring die begint met de vaststelling dat joden en christenen dezelfde God vereren. Met name in de Verenigde Staten worden theologische stappen van joodse zijde ondernomen om het christendom te verstaan. Een tweede voorbeeld: in het boek Christianity in Jewish Terms schrijven joodse geleerden dat het tijd wordt om centrale begrippen uit het christendom te verstaan binnen de kaders van het rabbijnse jodendom. Om op die manier ook de basis van hun eígen jodendom beter te leren kennen. Een derde voorbeeld is de verklaring ‘To Do the Will of Our Father in Heaven: Toward a Partnership between Jews and Christians’ in december 2015 uitgegeven door een grote groep orthodoxe rabbijnen. In het jubileumjaar vijftig jaar na Nostra Aetate wilden deze rabbijnen uitdrukkelijk reageren op de door christenen uitgestoken hand. Zij schrijven: we acknowledge that the emergence of Christianity in human history is neither an accident nor an error. Het christendom is geen ongelukje van de geschiedenis noch een vergissing van God. Als laatste willen we wijzen op de ‘Twaalf Punten van Berlijn’ die de International Council of Christians and Jews in 2009 publiceerde, 70 jaar na het begin van de Tweede Wereldoorlog in de stad waar zoveel onheil werd beraamd. Het is de eerste gezamenlijk joods-christelijke verklaring in zijn soort en roept joden en christenen gelijkelijk op hun eigen tradities kritisch te onderzoeken en daarbij pijnlijke zaken zo nodig onder ogen te zien.
Jodendom en christendom: Onvermengd en ongescheiden
Het was de vroegere voorzitter van de Vaticaanse Commissie voor de Religieuze Betrekking met het Jodendom, kardinaal Walter Kasper, die de verhouding van jodendom en christendom als volgt omschreef: zij zijn onvermengd en ongescheiden. Met andere
woorden: je kunt jodendom en christendom niet los van elkaar zien maar ook niet op één hoop gooien. Kardinaal Kasper leende die twee woorden van het Concilie van Chalcedon dat in 451 n. Chr. werd gehouden. Dat oecumenische concilie ging over de vraag hoe de beide naturen van Christus zich tot elkaar verhouden. De christelijke oecumene legde zijn eeuwige verlegenheid op dit punt voor altijd vast in vier ontkenningen: niet vermengd, niet gescheiden, niet veranderd en niet gedeeld. Het concilie van Nicea zei: vraag ons niet hoe het precies zit met die twee naturen van Christus. We kunnen alleen zeggen hoe het niet zit. Die kerkelijke verlegenheid past kardinaal Kasper toe op de verhouding van joden en christenen. Jodendom en christendom behouden hun eigen karakter ten opzichte van elkaar en horen toch samen. Het blijft inderdaad een verlegenheidsoplossing om de complexe verhouding van jodendom en christendom te omschrijven. Maar ja, hoe breng je een geheimenis eenduidig onder woorden dan alleen met een lofprijzing? “O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods [..] Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen.” (Rom. 11: 33-36)
Blijvende verschillen
Zijn alle problemen nu opgelost? Nee, natuurlijk niet. Alle genoemde verklaringen wijzen ook op de blijvende verschillen. Ook hier een paar voorbeelden. Van joodse zijde wordt aangedrongen op een theologische interpretatie van het land Israël. Dat Israël, het joodse volk, het eerste verbondsvolk is, wordt voluit door de kerk erkend. Maar wat is de betekenis van het lánd Israël? Kan voor de bijzondere binding van het joodse volk met het land Israël van christelijke zijde niet alleen begrip maar ook theologisch gefundeerde erkenning komen? Onnodig te zeggen dat dat zeker in de huidige politieke situatie een moeilijke vraag is. Een ander moeilijk punt is de zending onder joden. Want de officiële kerken hebben wel de zending onder joden taboe verklaard, maar vaak voelen joden zich nog bedreigd. Bijvoorbeeld wanneer in christelijke kring kinderboeken met kerstverhalen worden uitgegeven die de bekering van ‘joodjes’ als onderwerp hebben. Zie je wel, zeggen joden, het leeft nog steeds!
In het verlengde daarvan ligt de vraag naar de positie van de Messias-belijdende joden. Lang hebben christelijke kerken de jodenzending tot hun taak gerekend. Maar zij die gehoor gaven aan de uitnodiging om door de doop tot de kerk toe te treden, werden zich hoe langer hoe meer bewust van hun bijzondere positie. Ze wilden geen joodse christenen heten want naar hun diepste overtuiging waren ze joden gebleven. En in de christelijke kerk met haar geschiedenis en geloofsleer voelden ze zich daardoor steeds minder thuis. Maar door het jodendom worden ze niet langer als joden erkend. Van ultra orthodox tot super seculier zijn joden het erover eens: de doop is het einde van iemands jodendom. Wat is hun plek nu de kerken officieel afzien van jodenzending en daarmee het ontstaan van hun groep impliciet als een vergissing lijken te beschouwen?
Een moeilijke kwestie waarover toch een paar dingen gezegd moeten worden. Allereerst dat de keuze voor een bepaalde geloofsovertuiging een persoonlijke beslissing is die volledig erkenning verdient. Iemand die besluit om gedoopt te worden, dient
daarin gerespecteerd te worden. Of daarmee ook een einde komt aan de joodse identiteit van de betrokkene is een zaak die alleen door het jodendom kan worden besloten. En dat besluit is, zoals gezegd, helder. Even helder is het dat christenen niet terug kunnen achter de inzichten die ze hebben verkregen in de dialoog met het jodendom. Bijvoorbeeld over Paulus en het gemeentemodel dat hij nastreefde: een gemeente uit joden en niet-joden. Dat model heeft het niet gehaald en wordt ook niet nieuw leven ingeblazen door het resultaat van een in de 19e-eeuw ontstane kerkelijke jodenzending die intussen beëindigd is. Maar voor de oplossing van het aldus ontstane pastorale probleem zou de kerk zich meer moeite mogen getroosten. Het wederzijdse verschil van inzicht in deze situatie belemmert het gesprek.
Er is dus nog genoeg te doen. Het is niet zo dat de joods-christelijke dialoog een lijstje agendapunten zou afwerken om daarna die dialoog te beëindigen. Voor de kerk is de dialoog met het jodendom de manier waar de onopgeefbare verbondenheid met het joodse volk wordt gepraktiseerd. Die dialoog heeft geen doel. Zij is het doel.
Samenvatting
Stelling 9
Joden en christenen leven op verschillende manieren uit één bron en voor één toekomst.
Dat betekent:
- Dat christenen het jodendom niet zien als een door Jezus overbodig geworden geloofsvariant maar het aanvaarden als gelijkwaardige partner op de weg naar de toekomst;
- Ook dat joden het christendom niet langer zouden moeten beschouwen als een vergissing op de weg naar de toekomst maar als een gave van God aan de volkeren van deze wereld;
- Dat joden en christenen niet alleen een boek delen maar ook hoop (Buber) als gezamenlijke drijfveer;
- Dat beide geloofstradities zich zelfkritisch aan elkaar mogen spiegelen waarbij ze de moeilijke momenten en teksten in bijvoorbeeld theologie en liturgie niet uit de weg gaan;
- Dat beide geloofstradities elkaars integriteit dienen te versterken;
- Dat zolang de/het Komende komende is, de dialoog tussen joden en christenen voor beiden een voortdurende opgave is waarvan het resultaat per definitie toekomstig is;
- Dat de weg van de dialoog het doel is.
Aanvullende informatie
De toespraak van Paus Franciscus tot de afgevaardigden van de ICCJ en andere documenten die betrekking hebben op de audiëntie in het Vaticaan op 30 juni 2015 vindt u op de website van de International Council of Christians and Jews. Daar is in meerdere talen ook de tekst gepubliceerd van “A Time for Recommitment”, het zogenoemde Berlijn Document van de ICCJ. De daarbij behorende “Twaalf Punten van Berlijn” vindt u ook bij de ICCJ.
Het zeer uitvoerige document dat onder de titel “The Gifts and the Calling of God are Irrevocable” in december 2015 werd gepubliceerd door de Pauselijke Commissie voor de Religieuze Betrekkingen met het Jodendom is o.a. te lezen op de voortreffelijke resource website die door de ICCJ in stand wordt gehouden: www.jcrelations.net.
En om nog een andere voortreffelijke naslagwebsite te noemen: Dialogika. Die website wordt beheerd door het Instituut voor Joods-Christelijke Betrekkingen van Saint Joseph’s University in Philadelphia. O.a. op die website vindt u de tekst van de verklaring van vele orthodoxe rabbijnen “To Do the Will of our Father in Heaven”. Maar ook de eerdere verklaring “Dabru Emet” is daar te vinden.
De uitdrukking “catechese der verguizing” werd gemunt door Jules Isaäc, één van de founding fathers van de International Council of Christians and Jews en wegbereider van Vaticanum II Nostra Aetate.
Kardinal Walter Kasper werd geciteerd uit zijn voorwoord in: Christ Jesus an the Jewish People Today, New explorations of Theological Interrelationships, onder redactie van Philip A. Cunningham en anderen, Granmd Rapids, 2011. pag. XV.
Feedback
Uw reacties worden op prijs gesteld via info@joods-christelijke-dialoog.nl.
4.1 Stelling 84.2 Stelling 94.3 Stelling 104.4 Vierde geloofsgesprek