ds. J. Offringa

DE UITDAGING
Deel 2 – Over Jezus

2.4 Tweede geloofsgesprek
Thema: Toekomst 

Gesprek met ds. J. (Jan) Offringa

Ds. J. Offringa is predikant in Wijk bij Duurstede. Offringa noemt zichzelf een liberaal theoloog. Hij voelt zich verbonden met ‘Op Goed Gerucht’, een beweging van protestantse predikanten. Hij werkte mee aan de bundel ‘Liberaal Christendom’ en leverde bijdragen aan de ‘Doornse Catechismus’. Het gesprek vond plaats op maandag 20 augustus 2018 in het Landelijk Dienstencentrum van de Protestantse Kerk in Utrecht. Delen van dit gesprek zijn opgenomen in de video die bij het tweede geloofsgesprek van ‘De Uitdaging’ wordt aangeboden. De vragen werden gesteld door ds. Dick Pruiksma.

Pruiksma: Het thema van deze video is ‘toekomst’. En toekomst in bijbelse taal heeft te maken met het einde van de tijd. Mijn eerste vraag is: dat einde van de tijd, komt daar nog wat van?

Offringa: Voorlopig niet zou ik zeggen. Ik ben niet iemand die denkt dat het einde der tijden nabij is. Dat er een einde komt aan de tijd. Ik denk dat dat een vorm van denken is die weliswaar breed aanwezig is in de kerk maar die aan herziening toe is. En dat gebeurt natuurlijk ook wel her en der. Je ziet dat heel veel mensen niet meer met het idee leven dat het eind der tijden nabij is. Maar ook een heel groot deel nog wel. Ik denk dat het goed is om daar in de theologie tegenwicht aan te geven. Te zeggen dat dit idee hoort bij een apocalyptisch wereldbeeld. De gedachte dat ooit, via een goddelijke ingreep, het einde der tijden met verwarring en chaos zal aanbreken. En toch hopelijk ook met een goed einde.
Ik denk dat we moeten zeggen dat dat hoort bij een apocalyptisch tijdperk waarin wij niet meer leven. Sommige mensen proberen het vuurtje nog wel een beetje aan te wakkeren.En grote mensen als Luther hebben dat ook gedaan. Maar ik denk dat het goed is om daar een gezonde afstand van te houden. De tijd tikt nog rustig verder. Ik heb gelezen dat de zon nog zeker vijf miljard jaar mee kan. Misschien wel zeven en een half miljard jaar. En dan is er misschien nog maar één zonnestelsel dat implodeert. Ik zou niet de suggestie willen wekken dat het einde der tijden nabij is.

Pruiksma: Wanneer het idee “einde van de tijden” hervertaald moet worden, wat komt er dan uit die hervertaling? Op welke manier gaat het dan wel over toekomst en over tijd?

Offringa: Ik denk dat de kerk met die hervertaling al bezig is geweest. Er is die apocalyptische lijn die altijd wel wat door heeft gerommeld. Maar je kunt natuurlijk heel goed zeggen dat wij in het tijdperk van de Geest leven. Dat vind ik ook het mooie van Pinksteren. Wij leven nu in het tijdperk van de Geest. En onze hoop is dat die Geest op zeker moment alles en iedereen gaat doordringen. Dat iedereen doordrongen raakt van die goddelijk Geest. De Geest die ons, niet in een rechte lijn maar met ups en downs, naar een betere toekomst leidt. Zonder dat dat koninkrijk nu al op de deur staat te kloppen. Maar ik denk echt dat we een soort Pinkstertheologie moeten aanhangen. We leven niet meer in de tijd van apocalyps. Maar we leven in het tijdperk van de Geest.
Dat is een correctie die de kerk snel heeft aangebracht. Omdat dat apocalyptische tijdperk in de eerste en tweede eeuw na Christus al is weggezakt. Het leeft af en toe wel even op. Maar het gaat om dat beeld van de Geest die de wereld trekt, die mensen kan bezielen. De Geest die – zo zeggen wij in onze liberale theologie – die ons boven ons zelf doet uitstijgen. Want dat is ook het kenmerk van de Geest. Dat wij meer kunnen zijn dan wie we gewoon door de week zijn. Dat vind ik het wezenlijke van de Christelijke toekomstverwachting.

Pruiksma: Spelen in die toekomstverwachting de wederkomst van Christus, de opstanding van de doden en het oordeel een rol?

Offringa: De wederkomst op de wolken, om het nu maar even heel beeldend te zeggen, daar zou ik toch gezonde afstand van houden. Want ons wereldbeeld is drastisch veranderd. Ik zie nog wel eens een mooi plaatje van het Bijbelse wereldbeeld. Met een platte aarde en de hemel als een kaasstolp daar overheen. Ik geloof dat er verschillende speculaties zijn over hoe hoog de hemel boven ons verheven is. Of het nu drie of zeven kilometer was. Maar tussen hemel en aarde is allerlei verkeer mogelijk. En dat gebeurt dan via de wolken of via een mooie ladder met de engel.
Dat zijn natuurlijk prachtige plaatjes. Maar die vragen een forse vertaalslag. Die is al sinds Galilei en Copernicus gaande. Dat beeld van de wederkomst op de wolken moeten we ontmythologiseren. Om dat woord maar eens te noemen. Die kant moet het niet op. Dus je moet je afvragen wat dan wel? Toen wij vanuit ‘Op Goed Gerucht’ de Doornse Catechismus schreven, was het, dacht ik, Stefan de Jonge die zo mooi zegt: die wederkomst is een plaatje bij een oud wereldbeeld. Maar laten we hopen dat de toekomst het gezicht heeft van Christus. Je hoopt dat de toekomst iets heeft van die barmhartigheid, die genade en die goedheid, die Christus uitstraalt. Laten we dat beeld vasthouden en het plaatje van de wederkomst op gezonde afstand houden.

Pruiksma: Dan blijft de hoop op een wereld die beter is dan de wereld zoals die nu is. Een wereld die meer het gezicht van Christus toont. Heeft dat toekomstbeeld iets van eeuwigheid in zich? Een hemel op aarde?

Offringa: Ik vind dat moeilijk om te zeggen. Ik wil daar niet een te grote verwachting aan verbinden. Je moet die hoop meer verbinden met het evolutionaire wereldbeeld waarmee wij nu leven. En we weten dat dat een wereld is waar alles in beweging blijft. Waarvan wij niet weten welke kant het op gaat. Ups en downs kunnen elkaar enorm afwisselen. Ik vind dat we ons niet te scherp moeten richten op het idee dat het op korte termijn goed komt.
Ik denk dat beter gezegd kan worden: de toekomst is daar zichtbaar waar dat gezicht van Christus oplicht. Waar die dingen gebeuren waardoor het koninkrijk in ons midden zichtbaar wordt. Maar ik durf ook daar geen opgaande lijn aan te verbinden. Ik denk dat we ook dan moeten zeggen dat we wel wat risico lopen met het experiment wereld. Dat het ook mis kan lopen. Daar ben ik ook van doordrongen.
Ik heb laatst het boek ‘Sapiens’ eindelijk eens gelezen, van Yuval Harari die ook over onze menselijke soort nadenkt. Hij laat zien dat andere menselijke soorten zoals de Neanderthaler en anderen het niet gehaald hebben. ‘Sapiens’ heeft zich wel met een aantal sprongen op de kaart gezet. Maar dat dat niet zomaar eeuwigheid heeft, daar ben ik ook van doordrongen. Dat wij niet zomaar het eindpunt van de evolutie zijn. Dat God misschien nog wel heel andere dingen kan met deze wereld. Dat wil ik absoluut open houden. Niet teveel hoogmoed zou ik zeggen.

Pruiksma: We spreken over de toekomst van wereld. Zit er in jouw geloof ook wat toekomstverwachting voor het individu? Voor jouw eigen toekomst?

Offringa: Ja, het leven na de dood. Daar denk ik toch wel regelmatig over na. Ik weet dat het een wankel verhaal is. En je moet wel veel moed hebben om dat verhaal vandaag vast te houden. Maar ik wil dat toch niet helemaal kwijt hoewel ik er weinig zinnigs over kan zeggen. We moeten daar zeer terughoudend over zijn. In de christelijke traditie moet daar ook de nadruk niet op liggen Dat heeft het wel vaak gedaan. Het aardse leven werd gezien als een voorproefje op… Dus ik zou het accent op het aardse leven willen leggen.
Maar ik heb een groot vertrouwen in wat ik zou willen noemen ‘de creativiteit van God’. Creativiteit is een belangrijk woord in mijn theologische beleving. Al vanaf het begin van de Bijbel wordt zichtbaar dat God iets met de creativiteit in deze wereld te maken heeft. En ook met de creativiteit in ons zelf. Dus ik houd graag open dat die creativiteit van God ook na ons aardse bestaan iets nieuws met ons kan. En dan denk ik helemaal niet in lichamelijke opstanding. Of in zieltjes die naar de hemel gaan. Maar echt iets anders waarover wij niet veel zinnigs kunnen zeggen. Het is de hoop die ik niet helemaal kwijt wil.
Ik ben nogal geïnspireerd door het boek van Wim Weren die twee mooie dingen zegt: leven met God kent een open einde. Dat  vind ik een mooie gedachte. En hij zegt er ook heel mooi bij: wat ons dan rest is een postume verrassing. In de gemeente zeg ik dat we het niet weten. Maar het is een postume verrassing. En ik merk dat veel mensen daar blij mee zijn. Die zeggen: dat is mooi. Want wij weten niets. Houden zo. Geen plaatjes waar je je in gaat verslikken. Zodat mensen zeggen: hoe kan dat dan? Een lichaam en een ziel? We hebben toch helemaal geen ziel? Kijk maar naar het hersenonderzoek. We kennen die discussies. Maar daar moeten we ons ook helemaal niet in verslikken. Geen ziel en lichaam. Maar gewoon: postume verrassing.

Pruiksma: Het is een uiterst wankel verhaal volgens jou. Je weet dat dit internet project ‘De Uitdaging’ eindigt met een vierde hoofdstuk dat we ‘kwetsbaar geloven’ hebben genoemd. Zit jouw kwetsbaarheid in de wankelheid van het verhaal?

Offringa: Voor een deel wel. Kwetsbaar geloven, dat onderstreep ik volledig. Geloven is vandaag een kwetsbaar gebeuren. Dat zit voor een groot gedeelte in de wankelheid van het verhaal. Als jij iemand gaat vertellen dat de dood niet het einde is maar dat er nog nieuwe mogelijkheden zich openen, dan zal menigeen zeggen dat je te diep in het glaasje hebt gekeken. Dat is dus wel een wankel verhaal.
En een waagstuk. Geloven is een waagstuk. Ik denk dat we vandaag de dag veel meer beseffen dat geloven inderdaad iets van een waagstuk heeft. Ook het verhaal dat vertelt dat 2000 jaar geleden iets is gebeurd dat nog altijd van betekenis is voor ons, zoveel eeuwen later. Dat is natuurlijk een heel kwetsbaar verhaal. Daar ben ik zeer van doordrongen. Dus als mensen vragen wat er toch aan de hand is met kerk en geloof, dan zeg ik dat dat ook in ons verhaal zit. Een kwetsbaar verhaal met vele wankele elementen.

Pruiksma: Kun je iets nader zeggen over waarin die kwetsbaarheid steekt? Wat is de kwetsbaarheid van jouw geloof?

Offringa: Dat is onze postmoderne situatie. Ons verhaal is een verhaal te midden van vele verhalen. En die andere verhalen zijn geen onzinverhalen. Vroeger kon je dat nog zeggen. Je hebt iemand die gelooft en iemand die niet gelooft. Die niet-gelovige was afgedwaald of had zich geestelijk verslikt. Wat dan ook. Vandaag de dag besef je dat geloven een verhaal is te midden van andere verhalen. Een wetenschappelijk verhaal of een islamitisch verhaal of een hindoeïstisch verhaal. Al die verhalen leven naast elkaar. En we beseffen langzaam maar zeker dat we één verhaal zijn te midden van andere verhalen. En dat die andere verhalen geen onzinverhalen zijn. Maar dat zij ook een claim leggen. Over hoe het leven in elkaar zit en hoe de wereld in elkaar zit. Ik besef dus heel goed dat ik in een christelijke traditie ben opgegroeid die mij op een of de andere manier niet loslaat. Maar ik besef net zo goed dat het ook heel anders had kunnen zijn. En ik besef ook dat die christelijke traditie een aantal elementen in zich heeft die ook niet altijd sterk zijn geweest.

Pruiksma: Er staan veel verhalen naast elkaar in onze postmoderne wereld. En die verhalen zijn niet bij voorbaat onzin. Wat blijft er dan over? Mag ik die angstige vraag stellen? Wat is het specifieke van jouw verhaal? Hoe wankel dan ook tussen al die andere verhalen.

Offringa: Dat concentreert zich voor mij toch op de persoon van Christus. In Jezus komen we iets tegen dat voor mijn leven van betekenis is. Als ik dat op de achterkant van het beruchte luciferdoosje moet schrijven dan zeg ik: Jezus laat ons zien wie God is en wie wij kunnen zijn. Dat is voor mij de kern van het Christendom. Ik ben niet zo van die stellige incarnatietheologie. Maar in Jezus wordt zichtbaar wie God is. Hij geeft God handen en voeten. Dat vind ik heel wezenlijk. God is een groot raadsel en een groot geheim. Maar wanneer je je afvraagt welke kant het op moet met God, dan moet je naar Jezus kijken. En tegelijkertijd zie je dan wie wij kunnen zijn. Hij geeft ons iets mee van een manier van mens zijn die met liefde te maken heeft, met verbondenheid, met geestkracht en met creativiteit. Dat vind ik het sterke van ons verhaal. In dat opzicht voel ik mij echt een christelijke theoloog. Ik weet dat in die christelijke theologie veel elementen zitten waar ik minder mee kan. Jezus hoeft voor mij echt niet perfect te zijn of zonder zonde. Maar in die persoon van Jezus zie ik iets gebeuren dat wezenlijk is. Zowel naar de kant van God als naar de mensen. Dat vind ik het sterke van het verhaal. Dat is de kern die voor mij blijft staan.

Pruiksma: Wat mij opvalt is dat wij beginnen met een vraag naar de kwetsbaarheid van jouw verhaal te midden van al die andere verhalen. En dat we eindigen met de sterke kanten ervan. Dat kan kennelijk samengaan.

Offringa: Het kan samen gaan. Maar ik vind het wel een hele zoektocht binnen de christelijke traditie. Daar zijn we in het project ‘Liberaal Christendom’ sterk mee bezig geweest. Waar komt het nu in de kern op aan? Wat is een interpretatie van die lange christelijke traditie die voor ons vandaag de dag nog overeind staat. Dat zit niet in al die oude plaatjes en beelden, achtergrondtheoriën en apocalyptische visioenen.
Maar waar komt het nu in de kern op aan? Dat heb ik geprobeerd zojuist samen te vatten. En als je dat verhaal hoog houdt, dan kun je heel veel geruis om je heen loslaten of op de tweede rang zetten. Dat moet je wel doen. Je moet het gevoel hebben dat je eigen verhaal, ook al is het een kwetsbaar verhaal, ook een sterk verhaal is. Anders wordt het lastig om predikant te zijn. Je moet wel het idee hebben dat je de mensen iets te vertellen hebt dat van waarde is. En tegelijk moet ik aan de gemeente ook vaak zeggen dat we moeten begrijpen dat wat er aan de hand is, te maken heeft met de kwetsbaarheid van ons verhaal.